Algemeen financieel beleid

In deze paragraaf treft u de samenvatting van het financiële beeld van de Begroting 2025-2028.

Sluitende begroting 2025

In juli 2024 heeft de raad de Perspectiefnota 2025 behandeld. Gezien het huidige financiële beeld zijn in 2025 alleen tijdelijke beleidsimpulsen opgenomen om te voorkomen dat de tekorten in de zogenoemde 'Ravijnjaren' vanaf 2026 verder oplopen. Deze tijdelijke beleidsimpulsen worden in 2025 eenmalig gedekt uit de algemene reserve (via een overheveling van de Algemene reserve naar de reserve Tijdelijke beleidsimpulsen). De beleidsontwikkelingen uit de Perspectiefnota 2025 zijn verwerkt in deze begroting 2025. De begroting 2025 sluit met een positief saldo.

Begroting voldoet aan de begrotingsregels van de toezichthouders

De Begroting 2025-2028 moet op grond van artikel 189 van de Gemeentewet ‘structureel’ in evenwicht zijn. Dit houdt in dat de structurele lasten worden gedekt met structurele baten. Volgens het actuele beleid van de toezichthouders (provincies) mogen gemeenten (onder voorwaarden) tijdelijke beleidsimpulsen dekken uit de algemene reserve en is het ook toegestaan dat gemeenten (toekomstige) tekorten tijdelijk dekken uit de algemene reserve. Volgens het Gemeenschappelijk Financieel Toezichtskader (GTK) van de provincies dient jaarschijf 2025 van de begroting 2025 in evenwicht te zijn om voor goedkeuring van de begroting in aanmerking te komen. De begroting 2025 is in evenwicht en voldoet hiermee aan het financiele toezichtskader.

Tekort vanaf 2026 als gevolg van minder Rijksmiddelen (‘ravijnjaren’)

Alle gemeenten in Nederland ontvangen vanaf 2026 minder geld van het Rijk (zgn. 'Ravijnjaren'). Uit het recente regeerakkoord van het nieuwe kabinet blijkt vooralsnog niet dat het Rijk deze tekorten zal compenseren. Ook voor onze begroting geldt een tekort vanaf 2026. De VNG heeft gemeenten in haar ledenbrief geadviseerd om het tekort in deze 'Ravijnjaren' zichtbaar op te nemen in de begroting. De VNG is hierover nog in overleg met het Rijk.

Ombuigingsstrategie om op termijn te komen tot begrotingsoverschot

Voor de langere termijn zijn keuzes noodzakelijk om het tekort vanaf 2026, als gevolg van de Rijksbezuinigingen, om te kunnen buigen in een overschot. Om te komen tot deze keuzes heeft het college de afgelopen periode de bestedingen van het huidige beleid in beeld gebracht en tevens mogelijke ‘knoppen’ geïnventariseerd om ‘ombuigingen’ te kunnen realiseren. In de Perspectiefnota 2025 zijn 'denklijnen' opgenomen om te komen tot ombuigingen op de langere termijn.

Het college wenst het tekort geleidelijk om te buigen om zo op termijn te groeien naar een begrotingsoverschot. Hiervoor dient vanaf 2026 jaarlijks ca. 2 miljoen te worden omgebogen en wordt tijdelijk de algemene reserve ingezet om de tekorten de komende jaren te dekken totdat het evenwicht is hersteld. Door de ombuigingen de komende jaren geleidelijk door te voeren, voorkomen wij dat direct forse bezuinigingen moeten worden doorgevoerd ('zachte landing').

In lijn met het Begrotingsadvies 2025 van de VNG stelt het college voor in de Begroting 2025 nog geen (onomkeerbare) bezuinigingsmaatregelen door te voeren met betrekking tot de ravijnjaren 2026 en verder. Op basis van de 'denklijnen' werkt het college de komende periode concrete voorstellen uit. De uitkomst hiervan wordt voorgelegd aan de gemeenteraad en wordt vervolgens verwerkt in de Perspectiefnota en Begroting 2026.

Wijzigingen op basis van de Septembercirculaire 2024 en actualisatie van het collegeprogramma 2024-2026

In onderstaande tabel is het verloop opgenomen van de eindsaldi zoals gepresenteerd bij de Perspectiefnota 2025 tot de eindsaldi zoals opgenomen in de (voorliggende) begroting 2025:

Structureel begrotingssaldo

2025

2026

2027

2028

Toelichting

Perspectiefnota 2025

0,0

-5,5

-6,1

-6,1

Structurele begrotingssaldo obv het geamendeerde raadsbesluit over de Perspectiefnota 2025 op 11 juli 2024.

Overige mutaties

0,0

0,8

0,8

0,6

Actualisatie budgetten (o.a. rentelasten agv daling rentepercentage, actuele raming belastingen SVHW en extra formatie college).

Structureel begrotingssaldo 2025-2028

0,0

-4,7

-5,3

-5,6

In 2025 worden de tijdelijke beleidsimpulsen uit de Perspectiefnota gedekt uit de Algemene reserve. De tekorten in de 'ravijnjaren' vanaf 2026, doordat gemeenten minder geld van het Rijk ontvangen, zijn conform het advies van de VNG 'zichtbaar' opgenomen in de begroting.

Ná het opstellen van de begroting 2025 heeft het Rijk op Prinsjesdag de Septembercirculaire 2024 met de effecten van het regeerakkoord gepubliceerd. Tevens heeft het college op basis van het hoofdlijnenakkoord 'Samen doordacht verder 2024-2026' het collegeprogramma verrijkt. De effecten hiervan nemen wij op in het raadsvoorstel bij de Begroting 2025 en verwerken wij respectievelijk via de 1e en 2e begrotingswijziging 2025 in de begroting. Deze wijzigingen maken onderdeel uit van de beoordeling door de Provincie of de Begroting 2025 structureel in evenwicht is.

Actuele ontwikkelingen

Hieronder zijn enkele ontwikkelingen opgenomen die mogelijk invloed hebben op de voorliggende begroting:

Actualisatie beheerplannen

Periodiek dienen wij de beheerplannen van onze kapitaalgoederen te actualiseren. De komende periode worden o.a. de beheerplannen van wegen, riolering en gebouwen geactualiseerd. De financiële effecten hiervan zijn op dit moment nog niet bekend en worden op een later moment aan u voorgelegd. Naar verwachting hebben o.a. de recente prijsontwikkelingen een nadelig effect op de uitkomsten. In het kader van de bij de Perspectiefnota 2025 opgenomen denklijn (beleidslijn 6: "ander serviceniveau openbare ruimte") kan op dat moment worden overwogen om het onderhoudsniveau (kwaliteitsniveau) te verlagen ter voorkoming dat de onderhoudskosten verder stijgen en daarmee het begrotingstekort (vanaf 2026) verder toeneemt

Personele taakstelling

In deze begroting is, conform de besluitvorming bij de Perspectiefnota 2025, in het kader van de doorontwikkeling van de organisatie, een personele taakstelling opgenomen oplopend van 0,3 mln in 2026 tot 0,9 mln in 2028.

Belastingen

De belangrijkste gemeentelijke belastingen zijn de OZB, het rioolrecht en de afvalstoffenheffing. Op de tarieven OZB en rioolheffing is in deze primitieve begroting een (reguliere) inflatiecorrectie van 2,3% toegepast. Aanvullend wordt het OZB-tarief verhoogd met 2,8% (inflatiecorrectie OZB 2023). De waardestijging van onroerend goed wordt door een verlaging van het OZB-tarief gecorrigeerd.

Bij de rioolheffing en de afvalstoffenheffing gaan wij uit van 100% kostendekking. Het tarief voor rioolheffing is naast de genoemde inflatiecorrectie, verhoogd met 1%. Deze verhoging komt voort uit het Gemeentelijk Rioleringsplan 2021-2025 dat de gemeenteraad op 13 oktober 2020 vaststelde. Hiernaast wordt het tarief in 2025 en 2026 verhoogd met 10% als gevolg van extra investeringen en prijsstijgingen (conform Perspectiefnota 2025). Bij de actualisatie van het Gemeentelijk Riolering Plan (GRP) in 2025 wordt het tarief voor 2026 definitief bepaald.

Het tarief van de afvalstoffenheffing is aangepast aan de kostenstijging uit de met de RAD B.V. gesloten Dienstverleningsovereenkomst. Het tarief van de heffing is ten opzichte van 2024 gestegen met ca 25%. Dit betekent een gemiddelde lastenstijging voor de inwoners van gemiddeld 12%, aangezien als gevolg van het grondstoffenbeleidsplan het afval beter wordt gescheiden en daardoor minder vaak containers met restafval worden aangeboden. De tariefstijging wordt veroorzaakt door hogere kosten die het gevolg zijn van autonome ontwikkelingen.

In lijn met de besluitvorming van de raad bij (het raadsvoorstel van de) de programmabegroting 2024-2027 passen wij daarnaast jaarlijks de tarieven aan met het verschil tussen enerzijds het (eerder) in de begroting toegepaste inflatiecijfer en anderzijds het daadwerkelijk gerealiseerde inflatiecijfer van het afgelopen boekjaar. Dit doen wij op basis van de ramingen van het CPB en van het pBBP. In de door u vastgestelde programmabegroting 2023 is eerder een index op de ozb toegepast van 4,9% (cfm raming pBBP in Septembercirculaire 2022). Uit de ramingen van het Centraal Planbureau (kerngegevenstabel raming maart 2024) bedroeg dat het het pBBP over 2023 7,7%. Dit is een verschil van 2,8%. Dit is verwerkt in de voorliggende begroting.

De prijsindexatie en de aanpassing van de tarieven die in deze (primaire) begroting zijn opgenomen zijn gebaseerd op de gegevens zoals opgenomen in de meicirculaire 2024 van het gemeentefonds. Hierbij was een prijsindexcijfer van 2,3% van toepassing. In de septembercirculaire 2024 van het gemeentefonds wordt uitgegaan van hogere inflatiecijfers (2,7% in plaats van 2,3%). In de actuele ramingen van het CPB (september 2024) blijkt dat het pBBP over 2023 is bijgesteld van 7,7% naar 7,3%.

Gezien het tijdstip waarop de septembercirculaire bekend is gemaakt, hebben wij de effecten hiervan (op de budgetten en tarieven) niet meer in deze primaire begroting kunnen verwerken. In het raadsvoorstel bij de programmabegroting 2025-2028 wordt voorgesteld om beide percentages te actualiseren. Derhalve is dit nog niet vertaald in deze primaire begroting 2025-2028.

Gemeentefonds

De ramingen voor het gemeentefonds hebben wij gebaseerd op de Meicirculaire 2024. De gevolgen van de Septembercirculaire 2024 verwerken wij in de 1e begrotingswijziging 2025. Deze uitkomsten treft u in het raadsvoorstel bij de Begroting 2025-2028.

Reservepositie

De omvang van de vrij besteedbare algemene reserve bedraagt per 31 december 2025 circa 88 miljoen. Naast de vrij besteedbare algemene reserve beschikt gemeente Hoeksche Waard ook over een reserve weerstandscapaciteit van circa 10,2 miljoen om risico’s op te kunnen vangen. Met een weerstandsratio van bijna 9 voldoen wij ruimschoots aan de norm uit de nota Risicomanagement. Onze reservepositie is hiermee zeer solide te noemen. Voor een nadere toelichting verwijzen wij naar de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.