Algemeen financieel beleid

In deze paragraaf treft u de samenvatting van het financiële beeld van de Begroting 2023-2026.

Op 13 september 2022 is de Kaderbrief 2023-2026 vastgesteld. In deze kaderbrief zijn onder meer de effecten van de Meicirculaire 2022 op het actuele begrotingssaldo opgenomen. Dit vormt de basis voor de Begroting 2023- 2026. Deze begroting is 'beleidsneutraal' en bevat nog niet de nieuwe ambities uit het Hoofdlijnenakkoord. Daarnaast bevat deze begroting niet het incidenteel beleid dat in de vorige begroting (2022) incidenteel was opgenomen voor 2022.

De Begroting 2023-2026 is de basis voor het Hoofdlijnenakkoord, welke samen met de raad zal worden uitgewerkt en in december 2022 in de raad wordt behandeld.

De Kaderbrief 2023-2026 was structureel sluitend in de jaarschijven 2023-2025. Er is nog veel onduidelijkheid bij gemeenten over de omvang van de rijksmiddelen (nieuwe financieringssystematiek en opschalingskorting) voor de jaren 2026 en verder, aangezien in dat jaar de nieuwe regeerperiode van het Rijk aanvangt. Bij veel gemeenten in Nederland leidt dit nu tot het zogenoemde 'ravijnjaar' in 2026 omdat in dat jaar de Rijksmiddelen fors afnemen.

In onderstaande tabel is het verloop opgenomen van de eindsaldi zoals gepresenteerd bij de Kaderbrief 2023 tot de eindsaldi zoals opgenomen in de (voorliggende) begroting 2023:

Structureel begrotingssaldo

2023

2024

2025

2026

Toelichting

Structureel begrotingssaldo in Kaderbrief 2023-2026

0,1

1,8

4,7

-8,5

Betreft het begrotingssaldo inclusief de meicirculaire 2022.

Actualisatie investeringsplan

1,0

Agv de actualisatie van het investeringsplan vervallen afschrijvingslasten in 2023.

Voorziening riolering

1,6

Investeringen in de riolering verschuiven van 2022 naar 2023. Dit leidt in 2022 tot een lagere onttrekking aan de voorziening riolering (in de Slotrapportage 2022) en een hogere onttrekking ter dekking van de kosten (btw) in 2023. Per saldo over de jaren nihil.

Leges omgevingsvergunningen

-0,8

Wij verwachten in 2023 minder legesinkomsten (totaal ca. 3,5 miljoen). Oorzaken die kunnen leiden tot een 'dip' in het aantal aanvragen van grotere projecten zijn o.m. de invoering van de omgevingswet, de afgekondigde bestemmingsplan stop, de hoge inflatie en personeelsgebrek.

Belastinginkomsten

0,3

0,4

0,4

0,4

Als gevolg van areaalontwikkeling verhogen wij de raming voor de belastinginkomsten.

Rentekosten

-0,1

-0,3

-0,6

-0,9

Wij houden rekening met extra rentekosten voor het aantrekken van nieuwe geldleningen.

Structureel begrotingssaldo 2023-2026

2,1

2,0

4,5

-9,0

Samenvattend ziet het meerjarenperspectief op basis van de begrotingscijfers 2023-2026 er als volgt uit:

Totaaloverzicht baten en lasten

2023

2024

2025

2026

Baten

215,7

210,8

214,5

200,9

Lasten

-214,0

-212,2

-211,5

-212,9

Totaalsaldo van baten en lasten

1,7

-1,4

3,0

-12,0

Onttrekkingen reserves

5,0

3,5

3,1

3,2

Stortingen reserves

-2,9

-0,1

-0,1

-0,1

Begrotingsresultaat 2023 - 2026

3,8

2,0

5,9

-9,0

Incidentele baten en lasten

-1,7

0

-1,4

0

Structureel begrotingssaldo 2023 - 2026

2,1

2,0

4,5

-9,0

De begroting is structureel in evenwicht in de jaarschijven 2023-2025. Dit houdt in dat de structurele lasten worden gedekt met structurele baten. Het structurele begrotingsresultaat bestaat uit het begrotingsresultaat gecorrigeerd met de incidentele baten en lasten. Jaarschijf 2026 is vooralsnog niet structureel in evenwicht. De Rijksbijdrage in 2026 is bij alle gemeenten aanzienlijk lager dan de jaren daarvoor, aangezien bij het Rijk nog onduidelijkheid bestaat over de financieringssytematiek van gemeenten vanaf 2026.

De Begroting 2023-2026 moet op grond van artikel 189 van de Gemeentewet ‘structureel’ in evenwicht zijn. Conform de richtlijnen van de provincie dienen wij in 2023 te beschikken over een structureel sluitende begroting of moeten wij kunnen aantonen dat de begroting uiterlijk in 2026 structureel sluitend is. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de begroting structureel sluitend is in jaarschijf 2023.

Taakstellingen

De begroting bevat de volgende taakstellingen:

  • Budgetten Jeugdhulp: We zijn binnen het hele jeugddomein de kanteling stapsgewijs aan het doorvoeren om zorg lokaal, laagdrempelig, tijdig en kostenbewust te organiseren. Dit omdat de mogelijkheden tot sturing op zowel kwaliteit, samenwerking als kostenbeheersing vooral mogelijk zijn binnen de lokale structuren. Middelen naar de voorkant, kostenbewust werken en normaliseren en de inzet van jeugdprofessionals binnen het VO en bij de huisartsenpraktijken zijn voorbeelden van lokale interventies om als gemeente meer grip te krijgen op de jeugdhulp in zijn geheel. Koersvast investeren in het verstevigen van de lokale (jeugd)zorg laat de eerste besparingen zien en dit zal naar realistische verwachting in de komende jaren steeds verder doorzetten. De taakstelling op de jeugdhulp bedraagt globaal 1,1 miljoen in 2023 oplopend tot 1,4 miljoen in 2026.
  • Personeelsbudgetten: In voorgaande begrotingen was een personele taakstelling opgenomen oplopend tot €1,75 miljoen in 2022. Deze taakstelling is volledig gerealiseerd. In deze begroting is een nieuwe taakstelling op de personeelslasten opgenomen van 0,3 miljoen vanaf 2023 om personele knelpunten in de organisatie ('basis op orde') op te lossen.
  • Taakstelling Beheer vastgoed: In de Begroting 2022 is opgenomen dat door het uniformeren van beheer en exploitatie en door bundeling, schaalvergroting en specialisatie de kosten voor het uitvoeren van beheer en exploitatie kunnen worden verlaagd. Hiervoor is in de begroting een taakstelling op vastgoed opgenomen, waarbij we na 3 jaar uitkomen op een verlaging van de exploitatie- en beheerlasten van 0,25 miljoen.

Actuele ontwikkelingen

Hieronder noemen wij enkele belangrijke ontwikkelingen (kansen en risico’s), die gezien de mogelijke impact, het structurele begrotingssaldo de komende jaren nog (aanzienlijk) kunnen beïnvloeden.

Rijksmiddelen Jeugdhulp

Uit het AEF rapport is gebleken dat de middelen die het Rijk beschikbaar heeft gesteld voor Jeugdhulp niet toereikend zijn. Het Rijk en de VNG hebben afspraken gemaakt over een Hervormingsagenda voor het Jeugdhulpstelsel. Afgesproken is dat gemeenten in hun Begroting 2022, vooruitlopend op de besluitvorming door het nieuwe kabinet, extra rijksmiddelen voor Jeugdzorg mogen opnemen van maximaal 75% van de bedragen uit de Hervormingsagenda (‘75%-richtlijn’). Hieruit konden gemeenten de geraamde lasten voor de jeugdhulp voorlopig dekken. De 75%-richtlijn hebben wij als zodanig ook verwerkt in onze begroting. Overigens is ervan uitgegaan dat gemeenten zelf ook kostenbesparende maatregelen treffen, waardoor de extra Rijksmiddelen voor jeugdhulp jaarlijks afnemen.

In lijn met de uitspraak van de Arbitragecommissie is in het regeerakkoord additionele financiering voor jeugdzorg beschikbaar gesteld. Voor 2023 ontvangen wij bovenop de 75%-richtlijn nu het aanvullende deel van 25% (1,0 miljoen) ter compensatie van de tekorten in de jeugdhulp. Deze extra middelen voor 2023 zijn geraamd in deze begroting. Voor de jaren vanaf 2024 zijn wij in deze begroting vooralsnog uitgegaan van de bedragen op basis van de 75%-richtlijn. Inmiddels zijn tussen het Rijk en de VNG aanvullende afspraken gemaakt over de middelen voor jeugdhulp vanaf 2024. Hiervoor verwijzen wij naar het raadsvoorstel bij de Begroting 2023.

Invoering Omgevingswet

De Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging hebben gevolgen voor de gemeentelijke taken en in verband daarmee ook voor de legesinkomsten. Onder de Omgevingswet veranderen de bestemmingsplannen in Omgevingsplannen waarin gemeenten met betrekking tot vergunningplicht meer keuzevrijheid hebben. Afhankelijk van de keuzes die we maken zullen we op termijn 0,25 miljoen tot 0,9 miljoen minder legesinkomsten ontvangen. Onder de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen gaat de bouwtechnische toetsing en het bouwtechnisch toezicht naar de markt. Hierdoor vervallen bij inwerkingtreding van de wet de legesinkomsten die we voor deze werkzaamheden ontvangen. Dit kan leiden tot 0,25 miljoen minder legesinkomsten. Er komen andere werkzaamheden voor in de plaats die we niet via leges kunnen verhalen. Te denken valt aan toezicht en handhaving, het behandelen van meldingen en het geven van informatie. Als gemeente zijn we het bevoegd gezag en daarmee verantwoordelijk voor de uitoefening van deze nieuwe taken.

In het Berenschotrapport ‘Roeien met te korte riemen’ is opgenomen dat gemeenten onvoldoende middelen van het Rijk ontvangen om haar taken uit te voeren en is ook de waarschuwing opgenomen om herhaling bij de Energietransitie en de Omgevingswet te voorkomen.

Op dit moment is het nog onduidelijk wanneer de Omgevingswet wordt ingevoerd (in ieder geval uitgesteld tot 1 januari 2023) en in welke mate de derving van de legesinkomsten kan worden opgevangen met kostenbesparende maatregelen of compensatie vanuit het Rijk.

Harmonisaties sportaccommodaties

De harmonisatie van de sportaccommodatie dient nog te worden uitgevoerd. De effecten hiervan verwerken wij in de begroting zodra deze bekend zijn.

Bovengenoemde ontwikkelingen kunnen nog invloed hebben op het begrotingssaldo. Wij volgen deze ontwikkelingen nauwlettend.

Belastingen

De belangrijkste gemeentelijke belastingen zijn de OZB, het rioolrecht en de afvalstoffenheffing. Op de tarieven OZB en Rioolheffing is in deze primitieve begroting een inflatiecorrectie van 3% toegepast. De waardestijging van onroerend goed wordt door een verlaging van het OZB tarief gecorrigeerd.

Bij het rioolrecht en de afvalstoffenheffing gaan wij uit van 100% kostendekking. Het tarief voor rioolheffing is naast de genoemde inflatiecorrectie, verhoogd met 1%. Deze verhoging komt voort uit het door de gemeenteraad op 13 oktober 2020 vastgestelde Gemeentelijk Rioleringsplan 2021-2025.

Het tarief van de afvalstoffenheffing is aangepaste aan de kostenstijging uit de met de RAD B.V. gesloten Dienstverleningsovereenkomst.

NB De prijsindexatie en de aanpassing van de tarieven die in deze (primaire) begroting zijn opgenomen, zijn gebaseerd op de gegevens zoals opgenomen in de meicirculaire 2022 (en Kaderbrief 2023). Hierbij was een prijsindexcijfer van 3% van toepassing. In de septembercirculaire 2022 van het gemeentefonds wordt uitgegaan van hogere inflatiecijfers (4,9% in plaats van 3%), op basis van de actuele raming van het Centraal Planbureau (CPB). Gezien het tijdstip waarop de septembercirculaire bekend is gemaakt, hebben wij de effecten hiervan (op de budgetten en tarieven) niet meer in deze begroting kunnen verwerken maar hebben wij de financiele effecten hiervan verwerkt in het raadsvoorstel bij deze begroting en de daarbij behorende eerste begrotingswijziging 2023.

Gemeentefonds

De ramingen voor het gemeentefonds hebben wij gebaseerd op de Meicirculaire 2022. De gevolgen van de Septembercirculaire 2022 verwerken wij in de 1e begrotingswijziging 2023. Deze uitkomsten treft u in het raadsvoorstel bij de Begroting 2023-2026.

Reservepositie

De omvang van de vrij besteedbare algemene reserve bedraagt per 1 januari 2023 circa 100 miljoen. Naast de vrij besteedbare algemene reserve beschikt gemeente Hoeksche Waard ook over een reserve weerstandscapaciteit van circa 10 miljoen om risico’s op te kunnen vangen. Met een weerstandsratio van ruim 11 voldoen wij ruimschoots aan de norm uit de nota Risicomanagement. Onze reservepositie is hiermee zeer solide te noemen. Voor een nadere toelichting verwijzen wij naar de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Nieuwe taakvelden

Het ministerie van BZK heeft eind juni 2022 een nieuw IV3 (informatie voor derden) informatievoorschrift gepubliceerd dat vanaf verslagjaar 2023 verplicht is om de informatie over de Wmo en Jeugd nader te kunnen verfijnen. Hiervoor worden in het overzicht van de baten en lasten in Programma ‘6. Sociaal Domein’ enkele taakvelden voor individuele voorzieningen Wmo en Jeugd onderverdeeld in 19 taakvelden en wordt van enkele taakvelden de naam gewijzigd. Omdat wij alle taakvelden in onze begroting opnemen, hebben wij deze verfijning met ingang van de Begroting 2023 opgenomen. Deze verfijning ondersteunt de informatiebehoefte van gemeenten en Rijk in het sociaal domein en is tevens dienstbaar aan de doelstellingen van de hervormingsagenda Jeugd. Landelijke trends en effecten worden zo beter meetbaar en bieden gemeenten meer mogelijkheden om zichzelf te vergelijken.